Een fort te midden van chaos

Al meer dan vijftien jaar hangt er een tekening van een fort in ons huis. De eerste keer dat ik het zag werd ik diep geraakt. Door de eenvoud en de essentie. Door het korte gedicht dat er bij stond. De tekening maakte Annelies Bloemendaal voor haar afstudeerproject aan de Kunstacademie. 

Jarenlang hing het midden in mijn huiskamer boven de eettafel. Vaak keek ik ernaar. Na de zoveelste verhuizing verdween het fort naar het trapgat. Ik moet nu bewust omhoog kijken, als ik het wil zien. Het maakt niet uit. De tekening staat op mijn netvlies gebrand. Het gedicht in mijn hart gegrift.

Lang begreep ik niet goed wat ik er nu zo mooi aan vond. Ik kon er geen woorden aan geven. Tot ik tijdens mijn opleiding tot rouwbegeleider besefte dat ik zelf graag een fort was. Dat ik me graag terugtrok in mijzelf. Daar waar het veilig was. En dat ik de poorten goed dicht deed. In mijn eigen fort bepaalde ik zelf wie dichtbij mocht komen. En wie niet. Hier kon ik stevig blijven staan. Kon ik uitrusten van tegenslag en verdriet. Mijn fort was sterk en krachtig. 

Maar in mijn eigen fort stond de tijd ook vaak stil. Door de poorten zo gesloten te houden, miste ik ook veel mooie dingen van het leven. Voelde ik geen verbinding met anderen. Langzaam groeide in mij het verlangen om de controle terug te krijgen over de poorten van mijn fort. Ik besefte dat de tekening van het fort tijdens de laatste verhuizing dit verlangen al had laten zien. Want door zijn nieuwe plek in het trapgat mocht het er nog wel zijn, maar niet meer zo bepalend als eerst. 

Afgelopen week bezocht ik met mijn oudste twee jongens Geofort bij Herwijnen. Onderdeel van de Waterlinie en voor het laatst actief gebruikt tijdens de Tweede Wereldoorlog. Een prachtige plek waar soldaten dapper standhielden. Waar verliezen werden geleden. Een indrukwekkend historisch landschap. 

Mijn jongens renden rond over het fort. Het was begroeid met gras en bomen. We keken rond in donkere schuilplaatsen. Bewonderden de dikke muren rondom de buskruitopslag. Ik dwaalde wat af, terwijl zij een toren bouwden van strobalen. 

Langs de rand van het fort stond een boom met een hekje erom heen. Benieuwd naar wat er was ging ik kijken. Op de grond rondom de boom lagen kleine stenen in het gras. Op elke steen stond een naam. Sommige waren versierd met bloemetjes of sterren. De boom bleek een herdenkingsplek voor overleden kinderen. Op het bordje bij de boom las ik dat op Wereldlichtjesdag hier mensen samenkomen. Om een kaarsje te branden, zodat hun kinderen nooit vergeten worden. In de verte hoorde ik mijn kinderen lachen en spelen.

Het raakte me. Als mens. En als historicus. Een oude plek met een nieuw ritueel. Een paar regels van het gedicht klinken in mijn hoofd: 

‘Een historisch monument.  Een bouwwerk dat nog steeds staat. Elk mens zou zich als een fort moeten gedragen.’ 

Ik ben fan. Van forten. Van meebewegen met de tijd en het leven. En met alles wat dat brengt. Van geschiedenis. Hoe we omgaan met het verre verleden en met ons verleden heel dichtbij. Hoe we herdenken en waar we dat doen. En wat dat zegt over ons. Over onze verlangens en onze pijn. Over wie we zijn. Even voelde het heel compleet. Haakte alles in elkaar. En dat allemaal gewoon onder een boom. Op een fort. In de zon. 

Niets meer aan doen.